Geef mij maar een paard!

door Ewoud ’t Jong

Dat is de les van Dieren bij mijn 6e optreden in de hoofdgroep van het Open Nederlands Kampioenschap. Na 1997, 1998, 2000, 2002 en 2013 vond ik weer eens de tijd om 9 ronden te schaken in de zomer. Opgevoed met Oom Jan leert zijn neefje schaken van Max Euwe en Mein System van Nimzowitsch heb ik mijn vaste opvattingen en de kracht van het loperpaar en de voorliefde voor een loper boven een paard is er één van. Natuurlijk ken ik Ulf Andersson wel die een grote voorliefde heeft voor paarden en ja, de afgelopen weken ben ik de kracht van het paard wel gaan inzien.

Het voordeel van een toernooi boven de competitie is dat je voor jezelf speelt, verliezen mag, er is geen teambelang en je kan je voorbereiden op je tegenstander. Daar had ik niet zo veel tijd voor, maar elke dag vond ik toch wel een uurtje of twee uurtjes om dat te doen. Omgekeerd doen je tegenstanders dat ook op jou en ik verbaasde me er elke ronde weer over hoe veel ze van je weten. De voorbereiding betaalde zich wel uit in die zin dat ik bijna elke ronde dat op het bord kreeg wat ik verwachtte. In de eerste ronde weet je dat natuurlijk niet, die partij verloor ik dan ook en voor ronde 2 wist ik alleen dat mijn tegenstander Siciliaans speelde, maar meer dan 1. c5 kon ik niet vinden. Die partij verloor ik ook. Zo had ik een valse start, maar gaandeweg wist ik daar 2 overwinningen tegenover te zetten en verloor ik niet meer, zodat ik voor het eerst op 50% eindigde. Een prestatie waar ik tevreden op terugkijk.

Voor ik wat fragmenten laat zien (ik ben overigens bezig alle partijen te analyseren en te bundelen) nog iets over de tegenstanders. Met een IM (internationaal meesters) 3 FM’n (fide-meesters waartegen ik een plus-1 score behaalde) en 2 spelers uit India trof ik spelers die ik in de competitie niet tegenkom. De andere Nederlandse youngsters die ik trof hebben allemaal Nederlandse jeugdkampioenschappen gespeeld en zijn op één na actief in een hogere KNSB-klasse dan wij in Putten. Alleen daarom al was het een geslaagd toernooi. En heel anders dan in de competitie waar ik maar liefst partijen speelde die maximaal 16 zetten omvatte, kwam ik nu tot een gemiddelde van 38 zetten en zat ik regelmatig in het vijfde speeluur nog in de zaal!

Goed, wat fragmenten dan. In de eerste ronde speelde ik tegen IM Thomas Beerdsen die ik 2 jaar terug in de KNSB-beker een remise had moeten afsnoepen, maar onder druk van de klok maakte ik toen fouten. Nu duurde het minder lang.

    Na een  Franse opening waarbij ik op zet 3 op e4 sloeg (net als 2 jaar geleden) ontstond een stelling waarin ik met zwart op zoek ging naar een goed moment om c6-c5 te spelen. Ik aarzelde te lang, maar na 20 Pe3 dacht ik me e6-e5 te kunnen veroorloven. Het vervolg had ik wel gezien, inclusief de 22e zet van wit, maar ik had me verrekend.
 
Hoe gaat wit verder na 20 e6-e5?
Hij begon natuurlijk met 21 dxe5 Lxe5 en toen?
 
Oplossing onderaan dit artikel.

Goed, dat was de eerste nul. In ronde 2 liet ik op hetzelfde veld een paard toe en in de tijdnoodfase greep ik mis. Dat was eigenlijk ook een rode draad in dit toernooi. Ergens tussen zet 35 en 40 ben ik kwetsbaar. Meestal was mijn tijd bij zet 25 zo goed als op en moest ik leven van het increment van 30 seconden. Dat gaat een tijdje goed, maar met de veilige haven van zet 40 in zicht, ging het vaak toch mis. Gelukkig wist ik mijn rug te rechten en beperkte ik elke keer na zet 40 de schade, maar iets economischer met mijn tijd omgaan is een les die ik heb geleerd, al weet ik nu al dat het niet zal meevallen die in praktijk te brengen.

In ronde 3 herhaalde mijn tegenstander Arthur Maters de opening uit ronde 1 (ook dat is toernooischaak!) maar Thomas had me verteld dat ik op zet 7 moest afwijken. Dat deed ik, ik bleef echter in zijn voorbereiding tot ik op zet 11 iets speelde dat hij niet verwachtte (Lb4+ ipv Db4+, ik kies altijd voor ontwikkeling) en waren we op ons zelf aangewezen.  

Wit lijkt hier het initiatief te hebben, er dreigt, Lxf6, maar hoe maakte ik er een gevecht van?  

Welk stuk speelde ik hier naar welk veld?  
      

Deze keer zal ik de oplossing direct geven: uiteraard speelde ik het paard naar d5. Dat paard kan niet geslagen worden, want de c-pion is gepend en zwart dreigt met f7-f6 een vorkje. Dan komt de f-lijn open en met een toren op f8 en een koning op f1 is dat prettig.

         Een aantal zetten later stond het zo en ik speelde 19 De2!  
Het beste voor wit was nu 20 Thf1 Ld6 21 Tae1 Dxb2 22 dxe5 Lc5 een variant die we beiden hadden gezien en Arthur vond de druk op f2 lastig.
In alle rust denk ik dat vooral de witte e-pion een grote troef is, maar onduidelijk is het zeker.  
Wit sloeg echter op b4, want hij zag geen mat, en dat klopte, maar zwart won wel!

Na 20 axb4 Dxf2+ 21 Kh3 volgde 21 Df5+ en de loper op g5 staat in. Wit zag nog steeds geen mat en speelde 22 Kh4. Daar had hij gelijk in, maar na 22 h6! ging hij zonder lang nadenken de mist in met 23 Le7 en hij werd matgezet. Hoe dat ging mag u zelf uitvinden.

Ik was meer benauwd voor 23 Lxh6 want zwart kan niet slaan vanwege 24 Dxe5 schaak met dameruil, maar had 23 Dh7 gevonden en de strijd gaat door. Enfin, ik won en kwam weer onder mensen.

Na een niemendalletje in ronde 4, waarbij we allebei een paard op d5 plantten, maar dat evensnel weer zagen verdwijnen, was remise een logisch resultaat. En in ronde 5 kwam het thema weer langs:

Met 2 minuten op de klok moest ik kiezen tussen Pd5 en Te8. Ik had een truc gezien met De1 mat en daarom koos ik voor Te8, maar dat was niet goed.
Ik had moeten beginnen met Dc1+ Kf2 en dan Te8! Al is Pd5 ook goed. Dat was nota bene het thema van de eerste 4 ronden!  
Na 28 Pd5 volgt 29 Dxd4 Td7! en ontpenning met Pb6 en is zwart uit de problemen. Nu werd het heel spannend; werden op een creatieve manier de dames geruild en was in het eindspel de vraag: is de loper of het paard het sterkst?

Die vraag was ook het thema in de tweede week? Paard of loper. Ik geef vier stellingen en u mag het zeggen.

   

Het diagram linksboven komt nog uit ronde 5 tegen Robin Reichardt en is de stelling na zet 40. Dat werd met een zetherhaling remise. Daarnaast de stelling uit ronde 7 tegen Wim Heemskerk; die partij wist ik met zwart in een aanval te winnen. De onderste 2 diagrammen tegen Nair uit India en tegen Esper van Baar (FM) uit Nederland eindigden in remise. Maar in beide gevallen liet de zwartspeler de winst liggen. Dat vond ik in ronde 8 met wit niet zo erg, maar in ronde 9 met zwart was dat natuurlijk jammer.

Al met al een mooi toernooi waarvan ik hopelijk genoeg heb geleerd om voor PSV DoDO nog wat mooie potjes op de mat te leggen. En wie hier nog de oplossing van het eerste diagram verwachtte, heeft niet goed opgelet.

In de tweede week speelde Ron met wisselend succes een vierkampje, dat kan ook. Cor Petersen speelde mee in het zesrondig toernooi en verder zag ik Fabian Rijken. Wie weet tot volgend jaar en wat mij betreft treffen we dan wat meer Putters achter de borden!

Leave a reply

Your email address will not be published.

You may use these HTML tags and attributes:

<a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>